Aan het kruis geslagen,
schreeuwend van de pijn.
Wilde Jezus dragen,
onze Redder zijn.
Die voor onze zonden,
aan het kruishout stierf,
Gaf voor ons Zijn leven,
wat Hij ons verwierf.
Uit de dood verrezen,
heerlijk opgestaan.
Hem niet meer te vrezen,
en verlost voortaan.
Jezus heeft verwonnen,
dood en ’t donkere graf.
Voor ons is begonnen,
’t heil dat Hij ons gaf.
Ja wij zullen leven,
eens met Hem in ’t licht.
Dat ons zal omgeven,
voor Gods aangezicht.
Danken, loven, prijzen,
zullen wij de Heer.
Voor Zijn gunstbewijzen,
eeuwig durend weer.
|
|
|